Reilen en zeilen

De leeswijzer

Hieronder kunt u van ieder hoofdstuk een samenvatting lezen.

foto: Skutsje aan het zeilen.
Hoofdstuk 1
...
De familie Beijert.

In dit eerste hoofdstuk over het reilen en zeilen van de familie Gerben en Berendtje-Beijert Boom als schippersechtpaar wordt informatie gegeven betreffende de regio waar Gerben geboren is, namelijk Haulerwijk en omstreken. Een landschap dat vandaag de dag nog de kenmerken van ontvening uitademt. Vervolgens komt de familiegeschiedenis van Gerben aan de orde. De verhuizing naar Drachten is van grote betekenis. Wonend aan de Zuiderdwarsvaart, waar talloze skûtsjes en andere type schepen langs varen.

Hoofdstuk 2
...
De familie Boom.

Na de familie Beijert besproken te hebben is het nu tijd om de familie Boom te noemen. Berendtje Boom zal met Gerben Beijert de spil worden van dit onderzoek. De familie Boom is bij uitstek een schippersfamilie die vanuit de regio Rottevalle en Oostermeer haar reizen organiseert. In Oostermeer is dit een bekende familie met tal van vertakkingen.

Hoofdstuk 3
...
Het prille begin.

De beide hoofdpersonen in het onderzoek treffen elkaar en starten een gezin. Ze gaan net als de wederzijdse ouders een varend bestaan opbouwen. De dynamiek van dat beroep komt al direct tot uiting door mee te doen aan een eis van moderne bedrijfsvoering, namelijk schaalvergroting. De schriftelijke bronnen die onderzocht zijn, leveren wat dat laatste betreft, niet een compleet beeld op.

Hoofdstuk 4
...
Memento Mori.

In dit hoofdstuk komt de familie Thomas Zuidema in beeld als eigenaar van de ‘Memento Mori’ , de tjalk die door de familie Beijert wordt overgenomen. Beide families zijn exemplarisch voor die schippers die als maar veranderen van schip om economisch mee te kunnen komen. De familie Zuidema doet echter nog een stap verder: ze koopt namelijk een motorschip, een luxe motor. Beide schippers hebben ‘eigenhandel’ en zijn naast schipper ook brandstofhandelaar.

Hoofdstuk 5
...
Het vaargebied. Mogelijkheden en moeilijkheden in de provincie Groningen.

Centraal staat in dit hoofdstuk het veengebied met zijn oneindige turfvelden. De titel geeft de problematiek aan. Wil men turf winnen, dan zal het landschap ‘onderworpen’ moeten worden. Menselijk ingrijpen heeft vervolgens een totaal anders ingericht landschap tot gevolg. De infrastructuur van het veenkoloniale landschap is vandaag de dag nog duidelijk waarneembaar en heeft de status van monument. Voor de één een desolaat landschap, voor de ander een boeiende streek. De bottleneck ‘Klein Poortje’ maakt dat de familie Gerben en Berendtje Beijert ook wel andere routes naar de turfgebieden vaart, elk echter met zijn eigen eigenaardigheden.

Hoofdstuk 6
...
‘Drentsch Californië’.

In dit hoofdstuk staat de exploitatie van de venen in Zuidoost-Drenthe centraal. Vanaf het midden van de negentiende eeuw gaan verscheidene maatschappijen met hun eigen kanalenstelsels het hoogveen te lijf. Het bruine goud wordt de motor van de economie. In een hoog tempo wordt Zuidoost-Drenthe afgegraven. Het landschap wordt door de mens ingrijpend veranderd, tot verdriet van veel kunstenaars, die het pure van dit landschap verloren zien gaan. Een enkele schilder zoals Vincent van Gogh, tekent deze nieuwe wereld.

Hoofdstuk 7
...
Van Kiel Windeweer tot achter Zwartemeer.

De veenexploitatie in de noordelijke provincies maakt in die tijd een ontwikkeling door. Hoe dieper men Drenthe intrekt, hoe meer men rekening moet houden met verkeerstechnische randvoorwaarden, omdat behalve het scheepvaartverkeer waar het hele landschap op ingericht is, er ook verkeer over de weg en rail gaat plaatsvinden. Dit heeft consequenties betreffende de vormgeving van de veenkoloniale dorpen, die van daag de dag nog veelal zichtbaar zijn. Natuurlijk speelt ook de geografische situatie ter plekke een rol bij de inrichting van het landschap. Tegelijkertijd vindt ook de neergang plaats van de veen exploitatie. Turf verliest het van de opkomende brandstoffen, zoals steenkool. Niet tegenstaande deze ontwikkeling blijven Gerben en Berendtje doorvaren en verdienen jarenlang een goede boterham.

Hoofdstuk 8
...
Een schippersgezin met opgroeiende kinderen.

Dit hoofdstuk behandelt de periode waarin de kinderen opgroeien. Zodra het mogelijk is worden zij uitbesteed aan de grootouders of bij kennissen of gemeenteleden van ‘hun kerk’. De reden hiervoor is dat de kinderen dan onderwijs kunnen volgen. Het gezin is nooit compleet. Het onderwijs in die periode is voor schipperskinderen geen vanzelfsprekendheid, immers niet verplicht. Hoe is dat onderwijs geregeld? Te lezen valt dat zowel de overheid als particuliere initiatieven hun aandeel leveren. In die periode van varen hebben alle leden van het gezin hun eigen werkzaamheden.

Hoofdstuk 9
...
De jaren twintig en dertig. Een moeilijk begin.

Deze periode noopt de familie Beijert te anticiperen op een aantal problemen die ze onderweg tegenkomen. De economische omstandigheden zijn zwaar. De beroepsgroep probeert op allerlei manieren het hoofd boven water te houden, het lukt veel schippers niet. De overheid grijpt in met de wet Evenredige Vrachtverdeling (E.V.W.) Eigenhandelschippers zoals de familie Beijert hebben daar moeite mee. Tegelijkertijd is de titel van een boek: ‘Binnenlands goederenvervoer per vrachtauto, per spoor en per schip’ veelzeggend. Niet voor niets wordt ‘per schip’ op de laatste plaats gezet. Technische ontwikkelingen maken het de kleine scheepvaart moeilijk, kortom men heeft de wind niet mee. Hoe komen Gerben en Berendtje deze moeilijke periode door?

Hoofdstuk 10
...
De Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de bezettingsjaren komt de familie Beijert voor een aantal problemen te staan. Verrassend is echter dat ondanks alles men veel vracht vervoert. Er is volop werk tot halverwege 1944. En dat brengt ook goede verdiensten met zich mee. Het laatste oorlogsjaar is zwaar voor de schippers, onderduiken is dan een optie. De kans dat je gevorderd wordt is groot. Tegelijkertijd vraagt de brandstofcommissie of je voor hen wilt varen.

Hoofdstuk 11
...
Turfhandel.

De laatste Friese turfschipper kopt de Drachtster Courant in 1961. In dit hoofdstuk volgen we minutieus de turfhandel, het laden, het varen en het lossen, ook de kontakten met de klanten en de hokkebazen, tevens het vervoer met de turfkar en de prijzen voor de verschillende soorten turf. Niet alleen Drachten wordt voorzien van turf. Ook in andere dorpen duikt de turf van Gerben op. Tot 1963 is dit een vertrouwd beeld in Drachten en omstreken, daarna is het alleen nog maar geschiedenis.

Hoofdstuk 12
...
Compost varen.

Het belang van compost voor de vruchtbaarheid van arme gronden is groot. De dalgronden in de veenkoloniën kunnen niet zonder deze bemesting, dat geldt ook voor de oude veenkoloniën aan de Drachtster-en Opsterlandse Compagnonsvaart. Uitgelegd wordt dat bemesting in een wereldwijde traditie geplaatst moet worden. Lang is er met het probleem afval geworsteld; is het een kwestie van particulier instanties die hier brood in zien of moet het van overheidswege georganiseerd worden. In ieder geval is voor af-en aanvoer een goede infrastructuur noodzakelijk en dat is iets wat de veenkoloniën bezitten. Gerben en Berendtje varen een aantal jaren met dit product. Wat komt daar allemaal bij kijken?

Hoofdstuk 13
...
Varen in de bietencampagne.

Het opnemen van de suikerbieten in het bouwplan van boeren in het noordelijke provincies kent een lange aanloop, waarin de boer zijn positie probeert te bepalen. De rol van de schippers blijft m.i. onderbelicht. Zij participeren ongeveer een eeuw, tot dat de vrachtwagen in 1973 het vervoer overneemt en bieten niet meer per schip worden vervoerd. Voor de schippers is het lucratief om met bieten te varen. Vaak zijn ze vaste gast in een bepaalde regio. Daar de fabrieken op korte afstand liggen zijn er vele korte reizen te maken.

Hoofdstuk 14
...
Het zwarte goud.

Dat handelsroutes niet een vaststaand gegeven zijn, laat de stad Harlingen zien. Als derde havenstad van Nederland vormt ze een schakel in de handel met de ‘Grote Oost’. Ze heeft gunstige verbindingen met Amsterdam in de negentiende en twintigste eeuw en heeft contact met een aantal Engelse steden. Ook heeft Harlingen een achterland met veel landbouwproducten die interessant zijn voor de export. Toch mist de stad in de negentiende eeuw de boot en wordt aan alle kanten gepasseerd. Eind negentiende en begin twintigste eeuw voert ze veel steenkool door naar de achterliggende provincies. Gerben en Berendtje vervoeren regelmatig een vracht steenkool tot in de kleinste buurtschappen en dorpjes in Friesland. Hoe vergaat het hen op deze reizen?

Hoofdstuk 15
...
Johan de opdrukker.

Als je als schipper mee wilt blijven doen in de scheepvaart dan moet je moderniseren. Gerben en Berendtje schaffen een opdrukker aan, die hun schippersleven merkbaar beïnvloedt. Jaren lang brengt de opdrukker hen van laad naar losplaats. Terwijl de tjalk anno 2021 nog rondvaart is de opdrukker roemloos geëindigd.

Hoofdstuk 16
...
‘Zwervend langs ’s Heeren wegen’.

Schippers en hun godsdienst daar valt wel het één en ander over te zeggen. Door hun beroep zijn ze niet kerkistisch en bezoeken onderweg een kerk in de nabijheid. Vanwege hun beroep zijn de schippers voor de kerken moeilijk te bereiken. Daar komt bij dat de afstand tussen kerken en schippers groot is, immers geen vaste bezoekers, geen vast plekje. Bij een bepaalde categorie schippers, daar horen, vooral Gerben, en Berendtje in mindere mate ook toe, is er weerzin tegen het instituut kerken en is men zeer kritisch. Men heeft snel een oordeel klaar, of positiever geformuleerd, stelt zich zeer principieel op met alle spanningen die daar bij horen. Uiteindelijk komen echter ook deze ‘zwervers’ na een lange zwerftocht thuis.

Hoofdstuk 17
...
Van domicilie Drachten naar domicilie Zwolle.

De nieuwe eigenaren van de ‘Nova Cura’ varen al naar gelang er vracht is vanuit Leeuwarden of vanuit Zwolle. Zwolle wordt de nieuwe thuishaven. Er wordt in die jaren goed verdiend, maar dat komt met name door de bietenvaart. Als dat wegvalt is het gedaan met de kleine vrachtvaar.

Hoofdstuk 18
...
Van domicilie Zwolle naar domicilie ’s Hertogenbosch.

De ‘Nova Cura’ wordt verkocht en kent vervolgens een aantal eigenaren voordat ze als woonschip in het hart van ’s Hertogenbosch komt te liggen temidden van andere historische vaartuigen.

Hoofdstuk 19
...
Aan de vaste wal.

De omschakeling van het wonen op de tjalk naar de vaste wal moet groot geweest zijn. Gerben en Berendtje hebben nog jaren de tijd gekregen om daar aan te wennen.

Hoofdstuk 20
...

De veranderende economische omstandigheden maken dat de Drachtster Compagnonsvaart dicht moet. Ze is een sta in de weg. Gorredijk gaat niet mee in ‘de vaart der volkeren’ en benut de Opsterlandse Compagnonsvaart door het voor de recreatievaart open te houden en daarmee het karakter van de ‘vlecke’ Gorredijk te behouden. Als de geesten in Smallingerland er rijp voor zijn besluit men een gedeelte van de oorspronkelijke vaart weer open te maken. Sindsdien varen tal van scheepjes richting centrum. Als eerbewijs aan de tarijke skûtsjes en andere vaartuigen en zeker aan Gerben en Berendtje, markeert een kunstwerk van Anne Woudwijk het begin van de route en geeft een kunstwerk van zijn dochter Roelie Woudwijk het einde van de vaarweg aan. Beiden zijn nazaten van dit schippersgezin. Ze houden de herinnering aan vroeger tijden gaande.